Rose Marie Frijda-Bouman: ‘Mijn hele jeugd wist ik niet wie ik was en droeg ik andere namen’
Salomon Bouman: ‘Ik besloot journalist te worden om de wereld te leren te begrijpen’
Sophia Maria (Cheftziba) Engelsman-Huisman: ‘Joods leven op de wereld zetten, was het antwoord op iedereen die ik in de kampen zag sterven’
Carla van Dokkum: ‘Eigenlijk heet ik Tsiwja’
Rabbijn Izak Vorst: ‘De foto van mijn moeder draag ik altijd bij me, hier op mijn hart en ook in mijn hart’
Lien Braaf: ‘Door mijn Joodse winkel leerde ik mijn afkomst te omarmen’
Elly Maoz-Drukker: ‘De mensen vielen uit de treinen op het perron, ik zag rijen met lijken’
Marianne van Geuns: ‘Er waren tijden dat ik liever met mijn moeder de gaskamer was ingegaan, dan was ik de rest van mijn leven niet zo verschrikkelijk eenzaam geweest’
Greet Kaatje Coopman-Troostwijk: ‘Ik ben verraden door mijn onderduikvader’
Robert Simon Coopman: ‘Ik werd als vierjarig jongetje opgepakt door de Grüne Polizei’
Arnold Troostwijk: ‘Mijn bijnaam is Goudlijster - geluksvogel omdat ik veilig ondergedoken de oorlog overleefde’
‘Mijn ouders werden vlak voor de Zwitserse grens uit de trein gehaald’
Virry de Vries Robles: ‘Ik ben een gelukskind omdat ik mijn verhaal nog kan vertellen’
Deborah Maarsen-Laufer: ‘Ik overleefde op wonderlijke wijze de Holocaust, uit dankbaarheid wil ik doodzieke kinderen helpen’
Coen Deegen: ‘Tiny deed met kussens onder haar jurk of ze zelf zwanger was om mij als Joodse baby te redden’
Esther Ruth Barendse-Boas: ‘Die NSB’er herkende mijn kinderwagen en verraadde mij’
Judith Ilan-Onderwijzer: ‘Nazi’s hielden bijzondere acties altijd op Joodse feestdagen’
‘Ik vierde mijn bat-mitswah op de dag dat de Russen ons bevrijdden’
Majer (Mattie) Tugendhaft: ‘Ik ben vreselijk mishandeld door de boer waar ik ondergedoken zat’
Myrna Tugendhaft-Reens: ‘Mijn moeder belandde in een grote kuil, een massagraf met wel duizend lijken’